Afbeelding
Yves Bernardi/Pixabay
Reactie op column

'Bos geen plantage voor biomassacentrales'

17 juni 2020 om 13:45 Opinie

EDE Ik wil reageren en een aanvulling geven op de bijdrage van Jolmer Winkel, columnist van ededorp.nl, met als titel 'Ik snap hier intussen geen hout meer van’. Deze column is ook gepubliceerd op en in Ede Stad.nl.

Ik begin met een citaat van Albert Einstein: ‘Je kunt een probleem niet oplossen met de denkwijze die het probleem heeft veroorzaakt’. 

Het gaat in de column van de heer Winkel om drie kernbegrippen: duurzaam, brandstof en biomassa, met als (uiterst belangrijk) achterliggend gegeven klimaatverandering. Maar ook hoe we met ons allen naar de natuur kijken en wat er moet gebeuren om de transitie van een op fossiele brandstoffen gebaseerde economie naar een duurzame economie maken.

DUURZAAM De kernbegrippen. Als eerste duurzaam. In het Van Dale Grootwoordenboek (in dit geval geraadpleegd: 11e druk, 1985) staat over de betekenis van het begrip ‘duurzaam’ het volgende: 1. geschikt, bestemd om te duren, weinig vergankelijk: deze stof is zeer duurzaam; een duurzame herinnering; een duurzame vrede, die op hechte grondslagen rust; 2. lang aanhoudend, gedurig: een duurzaam gebruik; 3. bw. (bijwoord), voor lange duur; op den duur.

Aanvullende betekenissen uit andere bronnen: geschikt of bestemd om lang te bestaan; met een lange levensduur; bestendig; blijvend; kwalificatie van activiteiten of ontwikkelingen, die enerzijds voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar anderzijds niet leiden tot beperkingen voor toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien.

Neerlandici van naam, wat Van Dale betreft onder redactie van onder andere prof. dr. G. Geerts, inmiddels emeritus hoogleraar Germaanse filologie te Leuven, hebben die omschrijvingen zeer weloverwogen gegeven.

BRANDSTOF De term ‘brandstof’ geeft aan dat een stof bedoeld is of aangewend wordt om te worden verbrand. Dat kan om allerlei redenen gebeuren. Bijvoorbeeld om iets op te ruimen of te vernietigen (zoals gebeurt met plastic afval waar men geen raad mee weet), om warmte op te wekken of licht te creëren. We weten allemaal dat dat kan, maar verbranden is zeker niet duurzaam volgens de gegeven omschrijvingen. Al is het wel zo dat ook in de natuur vuur een veel voorkomend en in bepaalde natuurlijke ecosystemen zelfs noodzakelijk verschijnsel is.

BIOMASSA is te omschrijven als ‘het biologisch afbreekbare gedeelte van organisch materiaal’. Dat kan levend of dood zijn. Je kunt er van alles mee doen: er biobrandstof van maken ter vervanging van benzine, diesel en kerosine, er bijv. papier en karton van maken, of het domweg als brandstof gebruiken voor de productie van warmte en energie. Zogenaamde hernieuwbare biomassa (uit bossen, natuur, landbouw, stadsgroen enz.) levert momenteel al liefst 63% van wat ‘ hernieuwbare energie’ wordt genoemd. Meer dus dan energie uit wind, zonnestraling en aard- en bodemwarmte!

In feite behoren de zogenaamde ‘fossiele brandstoffen’ (bruinkool, steenkool, aardolie, aardgas) ook tot de biomassa van onze aarde. Die zijn door geologische processen ontstaan uit wat oorspronkelijk organisch materiaal was (resten van planten en dieren). 

ZEER VERVUILEND Fossiele brandstoffen zijn niet duurzaam in die zin dat ze door gebruik opraken. Ze zijn niet hernieuwbaar. Inmiddels realiseert men zich terdege dat met name aardolie- en aardgasreserves eindig en qua uitwerking zeer vervuilend en milieubelastend zijn en nog slechts beperkt aanwezig. Het wordt alleen maar minder en de winning wordt steeds duurder. Zouden we in onze industriële en andere activiteiten nog veel langer met de verkwisting van ‘fossiele stoffen’ als brandstoffen doorgaan, dan graven we absoluut ons eigen graf of (beter gezegd) dat van onze kinderen, klein- en achterkleinkinderen. 

Bovendien zijn de genoemde stoffen veel waardevoller voor de vervaardiging van andere (chemische) producten dan als brandstof. We hebben dus aan gigantische kapitaal- en andere vernietiging gedaan. Denk bijvoorbeeld aan de huidige aardolie- en gaswinning uit schaliegesteenten en teerzanden; oliegerelateerde rampen; aardbevingen, enzovoort. 

Maar de misschien meest ingrijpende effecten van onze op fossiele brandstoffen gebaseerde economie en cultuur zijn de ongebreidelde (territorium)uitbreiding van onze soort met alle gevolgen van dien, de enorme wereldwijde natuur- en milieuaantasting (ecosystemen en soortenrijkdom gaan hollend achteruit; het uitbreken van pandemieën zijn gevolg), en het daaruit voortkomende grootste probleem: de opwarming van onze aarde (biosfeer en atmosfeer).

KLIMAATVERANDERING In het woord ‘klimaatverandering’ komt alles bij elkaar waarover nu felle discussies gaande zijn. Dat het klimaat verandert, is zonneklaar. Eén van de effecten of oorzaken is temperatuurstijging. Eén van de oorzaken daarvan betreft een heel scala aan broeikasgassen, waaronder CO2, die voor opwarming van de aarde zorgen. 

Over dat effect zijn wereldwijd grote zorgen en terecht. De zich steeds duidelijker tonende temperatuurstijging heeft immense gevolgen, waar alles wat op onze aarde leeft (te land, ter zee en in de lucht) direct mee te maken heeft of zeker krijgt. Het is één van de grootste problemen van nu en de komende decennia. En die zullen hoe dan ook moeten worden opgelost. De natuur zelf produceert CO2 – en meer naarmate de temperaturen stijgen –, maar onze industriële en andere broeikasgasactiviteiten komen daar nog eens bovenop. Planten nemen slechts circa 30 procent van de door ons veroorzaakte CO2-emissies op in hun biomassa.

WAT WORDT TEGEN KLIMAATVERANDERING GEDAAN? Op 4 november 2016 trad het Akkoord van Parijs in werking. Daarmee gaven eind 2019 al 197 landen aan tal van maatregelen te willen treffen om de gemiddelde temperatuurstijging in de aardse biosfeer vóór het jaar 2050 tot maximaal 2 graden Celsius te beperken (ten opzichte van de temperaturen uit het pre-industriële tijdperk dat circa 1850 eindigde). 

Inmiddels blijkt dat de meeste ondertekenende landen die doelstelling niet gaan halen. Daarmee worden omvangrijke problemen die de hele wereld zullen treffen, bijna onafwendbaar. Alle deelnemende landen kunnen zelf over de door hen te nemen maatregelen beslissen. Dat werkt in veel gevallen niet goed uit. Bovendien worden enkele grote vervuilers (met broeikasgassen zoals CO2) – scheep- en luchtvaart – niet in het akkoord genoemd. Wat overigens niet wil zeggen dat in die sectoren niets gebeurt. 

Hoofdzaak en doel van alle maatregelen is de transitie van het gebruik van (eindige) fossiele brandstoffen naar duurzame middelen voor alle disciplines waar energie bij nodig is: energieopwekking, vervoer, verwarming enzovoort, enzovoort. Kortetermijnbelangen van bepaalde belangengroeperingen wegen vooralsnog echter vaak zwaarder dan maatregelen met een positieve uitwerking op lange termijn. 

Nationale overheden wenden de te nemen maatregelen bovendien in veel gevallen af op regionale en zelfs gemeentelijke bestuurders die voor uiterst lastige dilemma’s worden gesteld. Internationaal opererende bedrijven lijken soms blind voor hun verantwoordelijkheid voor langetermijneffecten van hun activiteiten of zeggen het een en doen het ander. Sancties zijn er bij niet-nakoming niet of – wanneer bij bepaalde belangengroeperingen weerstand tegen te nemen maatregelen ontstaat – er volgt na intensieve lobbypraktijken regelmatig ontheffing van de nakomingsverplichting.

NEDERLANDS KLIMAATAKKOORD Op grond van het Akkoord van Parijs werd vanaf 2018 een eigen Nederlands Klimaatakkoord uitonderhandeld door overheden, bedrijven en tal van maatschappelijke organisaties. Doel is de Nederlandse uitstoot van broeikasgassen uiterlijk 2030 met 49 procent terug te dringen (ten opzichte van de cijfers uit 1990) en daarmee de wereldwijde temperatuurstijging te helpen bedwingen. 

Zoals gezegd dient dat vooral te gebeuren door het verbruik van fossiele brandstoffen (steenkool, aardolie en aardgas) sterk te reduceren. Omdat bij toepassing als brandstof uit deze materialen onder andere enorme hoeveelheden CO2 (maar bijvoorbeed ook stikstof en fijnstof) in de atmosfeer en dus in de biosfeer terechtkomen. Dat moet anders en dus wordt er gezocht naar alternatieve energiebronnen. Die energie zou uiteraard liefst op niet-vervuilende, duurzame wijze moeten worden gewonnen en toegepast, maar dat is vaak nog een probleem. In feite zou energie niet uit CO2-producerende brandstof, maar op andere wijze moeten worden verkregen: uit (zonne)straling, wind, waterkracht en waterbeweging, aardwarmte, polariteits-, vocht- en temperatuursverschillen enzovoort, enzovoort. Er wordt van alles ontwikkeld, maar het urgentiedenken is kennelijk voor een groot deel nog niet rijp voor een werkelijke transitie.

OERTIJD Veel technieken stammen principieel nog steeds uit de oertijd, terwijl we nu aan het begin van het energetische tijdperk staan. Hoe het was: je laat iets verbranden om energie te krijgen. Wil je warmte, dan stook je een vuur; wil je kracht/energie, dan gebruik je spier/dierkracht, later werd dat een stoommachine, weer later een verbrandingsmotor of een elektrische machine, maar de energie voor de laatste werd en wordt nog steeds grotendeels opgewekt door middel van een door stoomkracht aangedreven turbine en die stoom wordt door het verbranden van allerlei stoffen verkregen. 

Daarnaast is wel het gebruikmaken van wind en waterkracht (door wind- en watermolens; turbines in stuwdammen, enzovoort) al eeuwen gebruikelijk en tegenwoordig ook voor de productie van elektriciteit. 

Nieuwere ontwikkelingen uit de vorige eeuw zijn het gebruik van kernsplijting en stralingsomvormers die warmtestraling of directe zonnestraling omzetten in elektrische energie. Wat kernsplijting betreft: dat is ook niet de oplossing. De grondstoffen daarvoor zijn schaarse (eindige) radioactieve stoffen zoals uranium en deze toepassing schept een immens veiligheids- en afvalprobleem en grote afhankelijkheid qua leveringszekerheid. Het wachten is op de veelbelovende kernfusie (zoals in de zon gebeurt) in plaats van kernsplijting. Daar wordt aan gewerkt en in proefopstellingen werkt kernfusie ook al, maar er is momenteel nog meer energie voor nodig dan het oplevert. 

NATUUR VERDER DAN WIJ Stralingsomvormers (bijvoorbeeld zonnepanelen) bieden vooralsnog de meest duurzame energieoplossing, maar de productie van de apparatuur ervoor is behoorlijk milieubelastend. Ongeveer hetzelfde geldt voor windmolens. Een groot, nog steeds niet goed opgelost probleem, is de opslag van tijdelijke overschotten aan elektrische energie. Wij mensen kunnen technisch nog altijd niet wat groene planten al miljarden jaren kunnen: op uiterst duurzame (want eindeloos recyclebare) wijze opnemen en omzetten van straling in bouwstoffen en bruikbare energie. 

De natuur is veel verder dan wij. We leven er middenin en maken er zelf deel van uit, maar dat laatste vergeten we nog wel eens. Wij gedragen ons als kinderen in een zandbak: we spelen heel leuk, maar maken er tegelijkertijd een bende van. En we ruimen onze rommel niet goed genoeg op. We leven nog steeds niet circulair, zoals de natuur wel functioneert. En daarmee zijn we bijna bij het thema waar het hier eigenlijk om gaat: het verbranden van biomassa om warmte en energie op te wekken. 

Hierboven is al aangegeven dat het verbranden van stoffen – dus ook van biomassa – niet duurzaam kan zijn. Snoeiafval uit parken, straten en lanen in de bewoonde omgeving en afval- en resthout uit de bouw en industrie, enzovoort, levert veel te weinig biomassa op om er alle biomassacentrales op te laten draaien. Het benodigde materiaal komt dus ergens anders vandaan: uit de natuur, meer precies: vooral uit de bossen (en wordt deels geïmporteerd).

DE BOSSENSTRATEGIE Hoe het met onze bossen staat? Dat is een interessant verhaal: heel lang was meer dan 90% van onze bossen een monocultuur, tot ver in de vorige eeuw voornamelijk bedoeld voor de houtproductie. We hadden planken en balken nodig. Daarop was alles ook qua soortenkeuze, teelt en kap gericht. Dat veranderde in de periode van de ‘zure regen’ (een zure mix van zwavel, stikstof, ammoniak, enzovoort, die vanaf rond de jaren ‘80 vooral naaldbossen zwaar aantastte). 

Houtpulp voor de papierindustrie kwam toen al voor het grootste deel uit de Scandinavische naaldboomwouden. Men realiseerde zich steeds meer dat (in onze contreien) een meer natuurlijk, gemengd bos als ecosysteem sterker en veerkrachtiger was dan een uitgesproken productiebos. 

De bosvisie veranderde. Sinds het Nederlandse Klimaatakkoord (zie boven) er is, werken rijk en provincies samen met Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, de Landschappen, enzovoort, aan de Bossenstrategie. Die gaat over het gebruik en de natuurwaarde van onze bossen en voor het klimaat. Nederland verloor tussen 2001 en 2017 liefst 21.000 hectare bos. Nederland heeft nu relatief weinig bos: 370.000 hectare. Er is afgesproken dat er de komende jaren nationaal zeker 10 procent (37.000 hectare) echt nieuw bos bij moet komen. Daar is al mee begonnen. 

Die hoeveelheid nieuw bos staat los van compensatie van alle boskap die in het kader van Natura 2000 plaatsvindt. Dat is hier en daar nodig, bijvoorbeeld vanwege natuuromvorming (in het kader van wat ‘natuurherstel’ wordt genoemd), maar het zou moeten worden gecompenseerd en wel bovenop die 10 procent. Er ontstaat steeds grotere aandacht voor thema’s zoals biodiversiteitsherstel (maar dat is niet altijd goed voor de bossen; schraallanden zoals zandverstuivingen en heidevelden zijn erg in trek), ook voor het vastleggen van CO2, klimaatbestendigheid en maatschappelijk belang. 

De Nederlandse bosbouw wordt wezenlijk anders. Er zal op den duur ook meer kwalitatief goed hout uit de Nederlandse bossen moeten komen om dat niet uit (verre) buitenlanden te hoeven importeren. Dat klinkt allemaal prachtig, maar onderliggend speelt een ander probleem. 

GEMEENTELIJK PROBLEEM De nationale overheid wil (terecht!) liefst zo snel mogelijk van het gebruik van fossiele brandstoffen af. Dat stelt de Nederlandse gemeenten voor een groot dilemma: hoe gaan we dan onze huizen en ons gebruikswater verwarmen? Hoe gaan we koken en energie produceren als het niet meer met aardgas mag? 

We zijn indertijd op het aardgas overgegaan om van de kolenstook en flessengas af te komen. Nu worden nieuwe woonwijken al zonder aardgasleidingen aangelegd (de bestaande leidingen zouden op termijn trouwens voor waterstof geschikt gemaakt kunnen worden; de productie van waterstof biedt een prachtige mogelijkheid voor opslag van tijdelijke overschotten van elektrische energie). Waterstof kan als brandstof dienen en is makkelijk terug om te zetten in elektrische energie. Er wordt op allerlei manieren geëxperimenteerd met bodemwarmte, infraroodverwarming, zonneboilers (die zelfs bij bewolkt weer fantastisch werken) en zonnepanelen. 

BIOMASSACENTRALES De verleiding om snel voor biomassacentrales voor warmteproductie en energie te kiezen, is echter groot. De lobby ervoor is sterk. Biomassa heet hernieuwbaar te zijn en duurzaam en iedereen doet het, dus zal het wel goed zijn. Dat is waarvan wordt gezegd dat dit ‘het standpunt is van het college, gemeente Ede, de provincie en het rijk’. Er zijn hierover hele series  onderzoeksrapporten van overheden en gerenommeerde organisaties. 

Er moet ook een beleidsplan bij de gemeente Ede bestaan met betrekking tot de noodzakelijke energietransitie en de warmtelevering door de inmiddels drie biomassacentrales in de gemeente, onderdelen van het Warmtebedrijf Ede. Het dochterbedrijf van Staatsbosbeheer, Energiehout BV in Deventer, vermarkt grote hoeveelheden biomassa uit de Nederlandse bossen en natuurterreinen. Stadsverwarming Ede (in de wijk Kernhem; Vattenfall) is één van de afnemers met een langlopend contract, maar de warmte wordt ook daar geleverd door het Warmtebedrijf Ede.

STIKSTOF Biomassacentrales stoten CO2 uit. Bij metingen (in opdracht van de nationale overheid) aan biomassacentrales die uitsluitend hout verstoken, is vastgesteld dat die 20 procent meer stikstof, fijnstof en broeikasgas uitstoten dan een kolencentrale. Het opwekken van warmte met biomassa levert zelfs ruim twee keer zoveel stikstof op als wanneer er aardgas wordt verbrand. Dat is dus niet erg milieuvriendelijk en draagt niet bij aan de vermindering van de opwarming van de aarde. 

Een paar gegevens: inmiddels werken er in Nederland ruim 40 grotere biomassacentrales en zijn er nog tientallen (grote en kleinere) in aanbouw of gepland; in Geertruidenberg draait de Amercentrale van RWE voor 80 procent op biomassa (wordt gesubsidieerd); de RWE-kolencentrale in de Eemshaven stookt 15 procent (eveneens gesubsidieerde) biomassa mee om het groene imago te versterken; voor de nieuwe biomassacentrale van Vattenfall bij Diemen is houtstook bedoeld als enige energiebron (100 procent biomassa). Het zou daarbij – volgens mededeling van Vattenfall – om een tijdelijke oplossing gaan om de komende 10 à 15 jaar te overbruggen. 

Maar Nederland levert nu al veel te weinig biomassa op. Ieder beetje dat beschikbaar komt, wordt al gebruikt. Inmiddels worden vanwege de groeiende vraag scheepsladingen vol houtpellets (versnippperd hout) aangevoerd uit de Baltische landen, Canada, enzovoort. 

GEMEENTE EDE Hoe zit dat in de gemeente Ede? Het Warmtebedrijf Ede meldt zelf over activiteiten en plannen: ‘Op het Edese slimme warmtenet worden steeds meer bronnen toegevoegd. Zo gaan we eerst naar een volledige fossielvrije warmtevoorziening. Vervolgens voorzien restwarmte, aardwarmte, collectieve zonnewarmte en de innovaties van de toekomst (zoals groene waterstof, en dergelijke) in de basisvraag. Lokale en regionale biomassa is dan slechts nog nodig bij koudepieken en als back-up.’ 

Het is dus de bedoeling om biomassa als energiebron zo veel mogelijk uit te faseren. Maar zo ver is het nu nog niet. Voorlopig klagen omwonenden van de centrales nog regelmatig over de brandlucht die die installaties uitstoten en maakt men zich zorgen over de stikstof- en fijnstofuitstoot.

NOGMAALS DE DUURZAAMHEID Er zijn strenge EU-richtlijnen voor het omgaan met de biomassa van bossen en andere natuur. Het natuurlijke proces (waarnaar moet worden gestreefd) moet minimaal 70 procent CO2-reductie in de hele keten opleveren. Er mogen geen natuurlijke bossen worden gekapt. Bossen moeten juist wereldwijd worden beschermd en uitgebreid. Compenserende herbeplanting bij gebruik is verplicht. Het landgebruik mag niet vanwege biomassaproductie worden gewijzigd. De teellagen (koolstofbodems) moeten worden beschermd en zelfs verbeterd (de levende bodem kan CO2 honderden tot zelfs duizenden jaren opslaan). 

Ook in de door de Nederlandse overheid voorgenomen natuurbeschermingsmaatregelen en de omvorming van productiebos naar tal van natuurlijke bostypen, is het ook buitengewoon belangrijk dat in het plantenrijk (en de teellaag waarin planten groeien) gebonden CO2 daar ook voor een groot deel in blijft en dat steeds meer CO2 uit de lucht daarin voor langere tijd wordt vastgelegd. 

Een en ander betekent dat er minimaal hout moet worden gekapt. Dat kapafval de strooisellagen moet verrijken in plaats van te worden afgevoerd. Dat de gelijkjarigheid van de houtopstanden moet worden doorbroken, dus ook dat de perceelsgewijze opzet moet worden doorbroken; de soortendifferentiatie veel groter moet worden (geen eenvormigheid); er open en gesloten plekken ontstaan. Dat er zo min mogelijk biomassa wordt onttrokken en dat alleen tijdens de omvorming structurele maatregelen, zoals dunning en variabele kap, worden toegepast. 

ANDERHALVE EEUW Van eerste aanpak tot de definitieve vorming van een natuurlijk boslandschap dat zichzelf in stand houdt, verstrijkt er zeker anderhalve eeuw. Korte-termijncompensatie van biomassa door herplant is alleen al vanuit tijdsoogpunt gezien, onmogelijk. Het is niet direct uitwisselbaar. Voor elke gekapte boom zouden als compensatie steeds minstens honderd jonge boompjes moeten worden geplant en dan nog duurt de hergroeiperiode ook qua CO2-opslag veel te lang. Herbeplanting maakt houtkap dus niet duurzaam.

Deze duurzame visie op het ontstaan van natuurlijke bossen, die nu ook zeer actueel is, staat haaks op de visie van degenen die het bos zien als een soort plantages voor de levering van brandstof voor de biomassacentrales. Nogmaals en concluderend: we moeten af van het verbranden van stoffen voor de productie van warmte en energie. Dat tijdperk loopt nu op zijn eind. Alleen waterstof biedt kansen in verband met de opslag van energie. Duurzaamheid komt uit direct winbare en in principe gratis energie, waarvoor alleen de technische middelen dienen te worden geproduceerd.

VRAGEN Uit het bovenstaande komen enkele vragen naar voren:

Wat is het beleidsplan van de gemeente Ede met betrekking tot de noodzakelijke energietransitie en de warmtelevering door de inmiddels drie biomassacentrales in de gemeente?

In 2016 telde de gemeente Ede in totaal 26.070 hectare bos, natuur en ander (openbaar) groen. Wat is de huidige situatie? Hoeveel daarvan is bos (in verband met houtkap)?

Ede ligt sinds 2003 in een Natura 2000-gebied (Veluwe). Daarin geldt onder meer de EU Habitatrichtlijn met een herplantverplichting bij boomkap. Hoe luidt die verplichting voor de gemeente Ede met betrekking tot instandhouding/uitbreiding bosareaal?

De Edenaren zien uitgebreide boomkap, snoei en rooiwerkzaamheden in parken en ander openbaar groen. Welke strategie volgt de gemeente Ede daarbij en waar is het/zijn beheerplan/nen voor de natuurgebieden en openbare ruimte te raadplegen? Is er een herplantplicht?

In welke gebieden heeft herplanting met houtige gewassen plaats en plaatsgevonden? Waar is dat zichtbaar?

Met welke soorten bomen en heesters gebeurt dat en in welke percentages?

Welk aandeel heeft de gemeente Ede in de 10 procent bosuitbreiding die nationaal is afgesproken?

Waar komen de houtige bestanddelen vandaan die in de drie Edese warmtecentrales worden verstookt? Om welke hoeveelheden gaat het? Waar bestaat dat uit? Gemeld wordt: snoei- en afvalhout.

Welk gedeelte biomassa komt daarbij uit om te vormen bos/natuurgebied en welk deel uit regulier bosbeheer?

Rien Meijer, Ede

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie