‘Wat deden ze onze ouders aan?

30 november 2011 om 00:00 Achtergrond

LUNTEREN - Het is 60 jaar geleden dat Molukse militairen en hun gezinnen in voet aan wal zetten in de havens van Rotterdam en Amsterdam. Het eerste schip de ‘Kota Inten’, met Unis Tapilaha en zijn dochter Saar Verwer-Tapilaha vanuit Soerabaja aan boord, kwam op 21 maart 1951 in Rotterdam aan. Het tweetal is zaterdag 3 december aanwezig in gebouw Ina Ama in Lunteren, waar ‘60 jaar Molukkers in Nederland’ wordt herdacht. Unis Tapilaha schreef voor die dag een gedicht.

Tekst: Jan de Boer l Foto’s: Ted Walker

De 92-jarige Unis Tapilaha was KNIL-militair en vertrok 20 februari 1951 met vrouw en twee kinderen naar Nederland. In Amersfoort werden zij medisch gekeurd en vervoerd naar kamp Westerbork, waar de familie Tapilaha eerst woonde. Bij de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië kon Tapilaha kiezen tussen het KNIL of het Indonesische leger. Omdat Tapilaha voor het KNIL koos, kreeg hij het bevel om zich te laten verschepen naar Nederland. Na een half jaar zouden hij en de anderen terug gaan naar Indonesië. Iets wat nooit gebeurde.

,,De reis duurde één maand, op de boot zaten twaalfhonderd mensen. Het was een vrachtschip waar de mannen gescheiden sliepen van de vrouwen.” De vrouw van Tapilaha was een maand lang zeeziek. Dochter Saar, toen vier jaar oud, kijkt terug op een leuke reis. ,,Ik vond alles prachtig. Ook maakte ik mee dat er iemand op zee werd begraven. In Port Said meerden we aan. Of we daar ook aan wal zijn geweest, weet ik niet meer. We kregen er winterkleding uitgereikt en er kwamen goochelaars op de boot, om ons te vermaken.”

Het gezin verbleef anderhalf jaar in Westerbork. Daar vandaan vertrok de familie naar Glanerbrug, daarna naar Blokzijl. Toen naar Ederveen en van daaruit naar Lunteren. Tapilaha heeft eigenlijk nooit geloofd dat de Nederlandse regering de belofte zou nakomen, dat zij terug zouden keren naar een zelfstandige staat Molukken. Zeker niet toen hij in Nederland per brief uit de militaire dienst werd ontslagen en hij het daarna met een zakgeld van drie gulden per week moest doen.

Terugkeer

In 1965 kwam het gezin Tapilaha in een ‘normaal’ huis in Lunteren te wonen. Toen zaten er drieëndertig Molukse gezinnen in de wijk. In 1975 ging hij voor het eerst terug naar de Molukken. Net als bij veel Molukkers van zijn generatie ligt het niet nakomen van de toezeggingen door de Nederlandse regering bij Tapilaha nog altijd zwaar op de maag. Zijn dochter kan dat steeds meer begrijpen. ,,Ik heb een hartstikke leuke jeugd gehad. In de kampen was het heel gezellig. Een idee van wat ze mijn ouders aangedaan hebben, heb ik pas veel later gekregen. Waarschijnlijk heeft het te maken met dat je zelf ouder wordt en zelf kinderen hebt.”

Als Saar erover praat, wordt zij emotioneel. ,,Ik vind echt dat ze onze ouders verschrikkelijk hebben behandeld. Het is tweeslachtig. Ik heb een prima jeugd gehad, een goede opleiding genoten en ik heb nu een prima baan. Heel veel mogelijkheden. Maar voor mij geldt als voor zoveel andere Molukkers dat - als ik alleen was geweest - ik al lang was terug gegaan. Want ik voelde mij daar echt thuiskomen. Het feit dat je je steeds bewuster wordt van wat ze onze ouders hebben aangedaan, gaat een steeds grotere rol spelen naar mate mijn vader ouder wordt en ik me bedenk dat hij hier begraven gaat worden.”

Tante Diek Nendissa-Tapilaha kwam op een aparte manier in Nederland. ,,Mijn broer Jacob is achtergebleven in Indonesië, omdat hij toen studeerde,” vertelt de 70-jarige Henk Manuputty. ,,Eigenlijk mocht tante Diek niet mee. Onder het mom van een aangenomen kind is zij met ons mee naar Nederland gegaan.” De nu 87-jarige tante Diek kwam later dan haar broer Unis in Nederland. ,,Ik zat op een ander schip. Wij gingen ook eerst naar Amersfoort. Daarna met de bus naar een kamp in Glanerbrug.”

,,Wij waren in 1948 op vakantie in Ambon,” vertelt Henk Manuputty. ,,Daarna is tante Diek met ons meegegaan naar Java. Toen we weg moesten uit Indonesië wisten we niet dat de bestemming Nederland was.” Tante Diek trouwde later toen zij in Ederveen woonde. ,,In 1994 ben ik teruggeweest op Ambon. Heel leuk. Daar ontmoette ik mijn jongste broer en zijn kinderen. Ook de familie van mijn man, die op een ander eiland woonde.”

Bij aankomst in Nederland was Henk Manuputty tien jaar oud. ,,Nederland was heel raar, vreemd. Koud.” Ook hij is meerdere malen alleen, of met zijn familieleden naar Ambon teruggeweest. De band met Ambon is bij de eerste, tweede, derde of vierde generatie heel sterk. Allen hebben daar een gevoel van thuiskomen. ,,Het heeft lang geduurd, voordat ik naar Indonesië ging”, zegt Saar. ,,Mijn Nederlandse man zei ‘je moet echt gaan, voordat je het niet meer kunt’. In 1991 ben ik er samen met mijn ouders voor het eerst naar toe gegaan. Ik wilde wel naar ons laatste huis in Malang op Oost-Java. Daar had ik goede herinneringen aan.”

Na een dag zoeken vonden ze het huis. ,,Ik was daar zo blij mee. Het heeft me heel erg geraakt, ik heb er twee uur staan te huilen. Toen al had ik het gevoel dat ik naar huis in Nederland kon. Dat terwijl ik Ambon nog niet eens had gezien. Via Bali gingen we naar Ambon. Mijn vader kwam bij me zitten in het vliegtuig en zei ‘als je zo naar links kijkt, zie je Ambon liggen’. Ik dacht altijd ‘wat een overdreven gedoe allemaal’. Ik zag Ambon liggen en schoot helemaal vol. Heel bijzonder.”

De 43-jarige Chella Manuputty ging in 2009 voor het eerst naar het geboorteland van haar ouders. ,,Ik kende Ambon van verhalen en foto’s. Eerlijk gezegd deed mij dat niet zo heel veel. Toen ik er kwam, was het bij mij gelijk ‘pats-boem’. Je komt op Ambon aan en je schiet helemaal vol. Je bent hier in Nederland opgegroeid. We hebben van alles meegekregen, een Molukse en een Hollandse opvoeding. Maar je komt daar en je voelt je er gewoon thuis. Je kent de familie niet, maar het voelt hetzelfde als je neefjes en nichtjes in Nederland.”

Henk Manuputty is drie keer per jaar op Ambon te vinden. Hij zou graag voor altijd teruggegaan naar Ambon. ,,Als ik geen kleinkinderen had, was ik daar gebleven. Alleen kan ik geen afscheid nemen van hen. Met mijn kinderen heb ik het er verschillende keren over gehad om terug te gaan naar Ambon. Zij zeiden ‘een half jaar hier en een half jaar daar’. Ik ben nog niet zo ver om hen zo lang niet te zien.”

Foto 1:

Verschillende generaties bij elkaar; Chella Manuputty, Saar Verwer-Tapilaha, Unis Tapilaha, Diek Nendissa-Tapilaha en Henk Manuputty.

Foto 2:

‘Toen ik op Ambon kwam was het gelijk ‘pats-boem’, ik schoot helemaal vol’

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie