Langs de Hessenweg

30 mei 2007 om 00:00 Nieuws

Wij wonen een half jaar in Spanje, het andere half jaar in Nederland en ik kan om die reden ieder verzoek om voorzitter van de tennisclub of secretaris van de bridgeclub te worden op deze goede grond afslaan.

Het komt me ook wel goed uit, want erg veel zin in zulke baantjes heb ik eigenlijk helemaal niet meer. Aan de andere kant voel ik me toch wel een beetje schuldig als gepensioneerde met een zee aan tijd helemaal geen ‘sociaal’ werk te doen.

Als genoegdoening tegenover mijzelf houd ik al jaren in de zomermaanden de Hessenweg door het Lunterse Bos over een lengte van ongeveer twee kilometer vrij van zwerfvuil.

Al die rotzooi in het bos stoort mij. Ik loop dan ongeveer 1.5 uur met een vuilniszak en een grijparmpje langs de wegbermen en verzamel de rommel die automobilisten, fietsers en wandelaars weggooien.

De inhoud is een prachtige afspiegeling van het consumptiepatroon van de heffe des volks: lege sigarettenpakjes, bierblikjes, kauwgumpakjes, kleine schnapsflesjes, plastic fritesbakjes, enz. Wat mij altijd erg verbaast zijn de lege beugelflesjes van Grolsch en de wijnflessen.

Wat mij niet verbaast zijn de wieldoppen die er afvliegen zodra een auto de kuilen van de onverharde Hessenweg inrijdt. Na heen en terug beide zijden gedaan te hebben, sjouw ik met een kilo of tien ons park weer op en ben dan vuil en bezweet, maar tevreden met mijzelf. Die tevredenheid over mijzelf is maar goed ook, want ik weet zeker dat een belangrijk deel van onze vrienden en kennissen, die me daar dan zien sjouwen me voor gek verklaren. En zij niet alleen! De mensen die ik, al zwerfvuil verzamelend, tegenkom en de weg aan mij vragen of anderszins iets willen weten, aarzelen in eerste instantie; zou die vent wel helemaal goed bij zijn hoofd zijn? Maar dat valt dus mee!

Onlangs kwam ik twee jongens en drie meisjes tegen van een jaar of achttien, al fietsend. ‘Goede morgen, meneer’. ‘Goede morgen, jongelui’. ‘Nou, wij zijn anders helemaal niet lui, hoor’. En ze fietsten door. Even later kwamen ze terug. ‘Mogen wij wat vragen? Hebt u verstand van boomblaadjes?’ Ik zal wel tamelijk dom gekeken hebben en gaf een neutraal antwoord, op het niveau van: dat gaat wel. En prompt kwamen er een eikenblaadje, een beukenblaadje, een esdoornblad en een stukje thujablad tevoorschijn. Ik kon dus gemakkelijk de Nederlandse naam en ook nog de Latijnse naam geven, maar dat laatste was helemaal niet nodig.

Op het esdoornblad zaten ook nog twee inktvlekken veroorzaakt door een schimmel, en mijn toelichting daarop veroorzaakte enige stilte. Die halve gare die hier vuil aan het verzamelen is, weet dat allemaal!! Dat dachten ze, maar één zei: ‘Noemt u dat: gaat wel! Wat doet u eigenlijk?’ Ik kon niet nalaten te zeggen dat ik doctor in de landbouwwetenschappen was.

Daar waren ze even stil van. Toen vertelden ze dat ze van de leraar de namen van tien boomblaadjes moesten weten en zo’n leraar stuurt ze dan een paar uur het bos in. Ik heb voor hen de serie ter plekke zonder moeite tot die tien aangevuld.

Ze bleken van de PABO te zijn. Dat zijn in de hedendaagse terminologie: studenten, die na hun studie leraar worden. Ik had daarna, al zwerfvuil rapend, wat om over na te denken. Deze jongelui kunnen nog geen eik van een beuk onderscheiden en ze hebben nog nooit van een lijsterbes, vogelkers en thuja gehoord. Ik wist al dat ze nog nooit van de Tachtigjarige Oorlog hebben gehoord, laat staan de jaartallen van de vier Engelse oorlogen weten, maar dat ze geen eik van een beuk kunnen onderscheiden was nieuw voor me.

En die moeten over een paar jaar mijn kleinkinderen les gaan geven!! De leerlingen van de oude kweekschool die later onderwijzer werden, hadden een tien maal grotere algemene ontwikkeling dan deze snuiters.

Een paar minuten later kwam ik weer een groepje tegen en ik vroeg of ze even wilden stoppen. Ze keken wat verbouwereerd naar mijn grijpertje en vuilniszak, tot ik zonder verdere introductie zei:’dit is een blad van een inlandse eik, dit van een beuk, en???’. Verder kwam ik niet, ze sprongen van hun fiets en begonnen meteen de blaadjes te plukken, en de namen op te schrijven. Na tien namen bedankten ze me hartelijk, en fietsten weg zonder aan mij te vragen hoe ik eigenlijk wist wat ze moesten doen. Dat gebeurde nóg een keer! En dus moeten aan het einde van de bostocht drie groepjes met een identiek tiental boomblaadjes zich bij de leraar gemeld hebben! Jammer dat ik nooit te weten kom, wat het effect van al deze plotseling nieuw verworven kennis op de leraar is geweest, maar nu weten ongeveer vijftien toekomstige onderwijzers ten minste het verschil tussen een eik en een beuk (hoop ik)!

p.van.halteren@planet.nl

Beloon ‘t baasje (2)

Na de lange periode van droogte was alle hondenpoep en paardenshit ingedroogd tot reukloze harde keutels.

Ze kraakten onder je schoenzolen. Maar toen kwam de regen en ondanks alle frisse groen en geurende bloemen bleek dat Ede inderdaad niet schoner is geworden ondanks alle reclame, hondenwc’s en losloopgebieden.

Het helpt allemaal niet want zelfs het bos is aan het verpoepen. Stel enkele ambtenaren in burger aan die speurend rondlopen welk hondebaasje en ruitertje de keutels bij elkaar veegt en opruimt.

Beloon de baasjes met een bonus die betaald wordt uit de hondenbelastingpot. Kunnen de kinderen een zakcentje bijververdienen. En reken maar dat ze wat graag de hond uitlaten en de keutels bij elkaar vegen.

En het hondje van de oude buurman of buurvrouw nemen ze ook vast mee. Dus straf het baasje dat altijd de andere kant op kijkt en beloon het baasje dat liefdevol de drollekens opruimt.

I. Wolters,

Ede

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie