Ingezonden brief: 'Herinnering aan een jofele boswachter'

8 december 2008 om 00:00 Nieuws

Kort na mijn verhuizing in 1960 vanuit Den Haag naar het dorp Ede ging ik elk vrij uurtje, op de fiets, op verkenning uit in de wijde omtrek van de gemeente Ede.

Tijdens één van deze verkenningstochten belandde ik in de omgeving van het punt waar de Groot Ginkelseweg en de Kreelseweg elkaar ontmoeten. Vanaf dit punt gaat de Kreelseweg verder in de richting van het natuurgebied Planken Wambuis. Na zo’n 300 á 400 meter in de richting Planken Wambuis gefietst te hebben ontdekte ik links een prachtig bospad met een aantal, toen nog, schitterende oude beuken en een bodembegroeiing die je uitnodigde je daar neer te vleien om van de stilte en de schoonheid te genieten. Anno 2008 is dit nu het foeilelijke Fluisterpad.

Dit prachtige bospad maakte grote indruk op mij en besloot ik mijn vrouw en kinderen zo spoedig mogelijk met dit paradijselijke bospad kennis te laten maken. En zo gebeurde het dat ik op een zonnige zondagmorgen van augustus 1960 met mijn gezin, voorzien van broodjes en drinken, bal en badmintonspel, neerstreek in dit idyllisch stukje landschap.

Vooral de kinderen genoten volop, want deze natuurlijke omgeving was wel wat anders dan dat speelveldje tussen de flats van de Haagse nieuwbouwwijk Morgenstond, waar de morgenstond echt geen goud in de mond had. Na enkele uren had iedereen honger. Terwijl mijn vrouw de meegebrachte broodjes en drinken voor de kinderen uitpakte ging ik met het meegebrachte gasstelletje aan de gang om water te koken voor onze koffie.

En juist op het moment dat ik het water op de koffie schonk gebeurde er iets totaal onverwacht. Als een duivel uit een klein doosje stond daar opeens een boze boswachter, een donker uitziende man, de pijp wat losjes in de mondhoek en een grote zwarte bouvier aan zijn zijde. Ik begroette hem met 'goede morgen boswachter', waarop hij, wijzend op het gasstelletje, vragend antwoordde 'en is dat ook een goede morgen?'

Niet begrijpend wat hij bedoelde bood ik hem ook een bakje koffie aan, wat hij hoofdschuddend afwees. 'Uitmaken!', gebood hij en toen legde hij uit dat als zo’n gasstelletje om zou vallen er, vooral bij droog weer, een enorme bosbrand zou kunnen ontstaan. Ik maakte het gasstelletje uit en beloofde hem dit nooit meer in een bosrijke omgeving te gebruiken en daar hij begreep dat ik te goeder trouw was, bleef een bekeuring uit.

Geboren aan de Lek en opgegroeid aan de Lek en de Reeuwijkseplassen had ik er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat vuur in bos en hei rampzalige gevolgen kon hebben voor mens en dier. En dat was de les die deze boswachter mij leerde. Er verliepen enkele weken. Intussen had ik de Heidebloemplas ontdekt en wat nog belangrijker was dat er in deze Heidebloemplas behoorlijk wat vis voorkwam.

En zo gebeurde het dat ik op een mooie herfstdag in oktober 1960 m’n hengeltje uitgooide in deze plas.. De vis beet goed, maar daar de plas erg ondiep was, en ik uit ervaring wist dat gevangen vis dan niet lekker smaakt, zette ik elke gevangen vis weer terug in de Heidebloemplas.

Plotseling werd de rust verstoord door gekraak van het stuikgewas, hetgeen betekende dat er iets of iemand aankwam. En even later stond ik oog in oog met de zelfde boswachter en zijn bouvier. 'Alle donders, als dat niet de koffiezetter van enkele weken geleden is', klonk het achter me. Waarop ik me omdraaiend antwoordde met 'dat heeft U goed gezien boswachter'.

'Maar man', vervolgde hij, 'nu bega je al weer een overtreding'. 'Een Overtreding boswachter?'. 'Ja, je mag hier niet vissen'. 'Maar boswachter, ik heb nergens een bordje 'verboden te vissen' gezien'.

'Dat is juist', vervolgde hij, 'maar er staat wel een bord 'verboden je buiten de paden te begeven', en dat ben je wel. Daar had ik niet van terug. Het werd dus stoppen met vissen en eigenlijk tot mijn verbazing weer geen bekeuring.

Wel ontwikkelde er zich, bijna als vanzelf, aan de rand van deze plas een prettig gesprek tussen mij en deze boswachter. Ik informeerde naar zijn taak als boswachter, de grootte van zijn gebied en welke dieren er in leefden, Tenslotte vroeg ik hem waar ik de meeste kans zou hebben om wild te observeren en tot mijn verbazing verwees hij mij naar de plek waar hij mij enkele weken geleden betrapte met 'vuurtje stoken'.

Hij vertelde dat als ik dat paradijselijke pad wat verder zou volgen dit bij een zandheuvel, van enkele meters hoog, zou eindigen. Vanaf deze heuvel, zo vertelde hij verder, heb je een prachtig uitzicht over, een door bossen omgeven, open vlakte waar regelmatig wild, op zoek naar voedsel, te zien zou zijn. Met een handdruk en dank voor de tip en het noemen van mijn naam nam ik afscheid van de boswachter, die op zijn beurt zijn naam noemde.

En zo leerde ik Frits van den Born kennen, een boswachter die z’n plicht deed, maar coulant was tegenover goedwillende burgers. Vanaf deze tweede ontmoeting met Frits van den Born bezocht ik praktisch elke week, of op zaterdagavond, of op zondagavond, deze uitkijkheuvel. Al spoedig ontdekte ik dat ik niet de enige bezoeker van deze uitkijkpost was en leerde daar enkele andere wildliefhebbers kennen.

Gezamenlijk genoten we regelmatig van roodwild en wilde varkens, maar soms zaten we er ook voor spek en bonen omdat geen enkel stuks wild zich liet zien. Maar wie zich altijd wel liet zien, ja, dat waren boswachter Frits en z’n bouvier. Hij maakte dan een kort praatje met de aanwezigen en vervolgde dan ze’n route door zijn gebied. Soms, als hij tijdens z’n korte aanwezigheid één van ons weer eens onzin hoorde uitkramen, gaf hij college.

Hij legde dan bijvoorbeeld uit wat de verschillen waren tussen Ree en Hert. Of dat er alleen buiten de bronsttijd sprake kan zijn van een roedel herten (manlijke dieren), een roedel kaalwild (vrouwelijke dieren) en een sprong reeën (reegeit met kalfjes ) En zo leerde ik van Frits veel over de grootste, in het wild levende, zoogdieren van ons land, hetgeen mij bij mijn latere opleiding tot natuurgids, goed van pas kwam.

Helaas kwam er in 1970 een onverwacht einde aan het wekelijks bezoeken van dit unieke stukje natuur op Noord Ginkel. De natuurbeleving moest zo nodig gecommercialiseerd worden en verrees er, bijna ter plekke, een zogenoemde wildkansel voor 40 tot 50 personen. En dat werd big business! (anno 2008 6,50 euro voor volwassenen en 4 euro voor kinderen).

Wij, de echte liefhebbers, die er uren wachten voor over hadden om wild te zien, werden de dupe van dit gebeuren. Het omliggende gebied, inclusief die prachtige beukenlaan, werd verboden gebied en het wild min of meer gedomesticeerd! En, zoals de aandachtige lezers al begrepen zal hebben, geen wekelijkse ontmoetingen meer met boswachter Frits.

Vanaf deze onheilsdag ontmoette ik Frits nog slechts af en toe en zo vernam ik dat hij in 1985 een conflict had met z’n baas, die het hem kwalijk nam dat hij optrad tegen de leden van de toenmalige wildbeheerseenheid en werd hij anderhalf jaar voor z’n pensionnering ten onrechte op non-actief gesteld voor wat het jachtgebeuren betrof.

Dit was voor deze rechtvaardige man onverteerbaar. Op 18 december1987 overleed Frits van den Born op 66-jarige leeftijd. Een jofele boswachter, die ik nooit zal vergeten, was niet meer.

Piet Kruijt

Natuurgids

Appelenburg 34

Ede.

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie