Spoorweg Museum in zak en as

10 augustus 2011 om 00:00 Regio

Het Decauville Spoorweg Museum is sinds 1999 gevestigd op het museumpark in de legerplaats Harskamp. Om de collectie van het museum uit te breiden, is men altijd op zoek naar oud spoormaterieel. Zo kwam Decauville bij het voormalige bedrijf Frateur in Boom terecht. Via de curator kwam men daar in het bezit van onder meer een smalspoorlocomotief, wissel, draaischijven, wagonnetjes en railbouwgereedschap. De locomotief in Boom was de laatste ter wereld van het Nederlandse merk Hovers. Alles is weg. ,,We hebben er een hoop tijd, geld en energie in gestopt”, stelt Bongaards.

“Er staat heel veel materiaal in originele staat” HARSKAMP - Ook het Decauville Spoorweg Museum op het museumpark in Harskamp werd goed bezocht tijdens het museumweekeind. Domper voor het spoormuseum is het zoekraken van een locomotief en ander spoormaterieel in de Belgische plaats Boom. Toen men de spullen gingen ophalen, bleek de loods leeg. ,,We zitten in zak en as,” zegt voorzitter Arnoud Bongaards.

door Jan de Boer

Tijd en energie is ook gestoken in het museum zelf. Het Decauville Spoorweg Museum houdt zich bezig met het verzamelen en tonen van industrieel smalspoormaterieel; locomotieven en wagens die rijden op smalspoor. Het museum heeft onder meer drie stoomlocomotieven en 21 diesellocomotieven als ook veel lorriemateriaal. Het museum in Harskamp is uniek. Er staat heel veel materiaal in originele staat. Vroeger kon je een diesel voor schrootprijs bemachtigen. Die tijd is voorbij. ,,Het is nu een verzamelobject.”

,,Decauville is de uitvinder van het spoor”, legt Bongaards uit. In de tijd dat er geen vrachtwagens waren, werden de grote transporten met de treintjes gedaan. Die kunnen in Harskamp worden bewonderd. ,,Decauville was een Franse landbouwer. Omdat zijn karren bij het oogsten in de modder zakten, maakte hij rond 1870 op zijn eigen grond een klein spoorlijntje. Dat ging heel goed, omdat de gewichtsverdeling heel gunstig is. Het zakt de modder niet in.”

Later werd het idee van de Fransman ook door anderen overgenomen. En werden er locomotieven en treintjes in massaproductie gemaakt. ,,Grote fabrieken produceerden het en masse. Wereldwijd is het verkocht. Vroeger heetten dit soort spoortjes ook wel Decauvillespoortjes of Decauvillelijntjes. Als je de oude kaarten van Nederland ziet, zijn de smalspoortjes vaak ingetekend. Het was geen openbaar vervoer, maar vervoer van vrachten zand, grind en klei. Later werd het in de wegenbouw en bij mijnen gebruikt. Ook bij de kleiputten van steenfabrieken.”

Aannemers gebruikten de materialen vroeger ook gigantisch veel, weet Arnoud Bongaards. ,,Daar had men honderden locomotieven en duizenden kiepwagens. Er werd kilometers rails aangelegd om snelwegen of dijken te bouwen. Het was allemaal tijdelijk, ja. Een werk duurde een paar jaar. Als het klaar was, haalde men het spoor weer weg. Dan praat je over de tijd voor de Tweede Wereldoorlog. Daarna zakte het gebruik voor spoorrails bij de aannemerij heel erg in. Het gebruik van een vrachtwagen is veel makkelijker.”

Op het Infanterie Schietkamp (ISK) Harskamp lag eertijds een netwerk van tussen de twintig en veertig kilometer aan smalspoor. ,,Dat werd gebruikt voor munitie en schietschijven.” De eerste jaren zat het Decauville Spoorweg Museum in de tuin van de vader van Arnoud Bongaards in het bij Zaltbommel gelegen Bruchem. ,,Bij zijn huis stond een grote leegstaande loods. Toen zag ik mijn kans schoon. We hadden opeens ruimte en ik kon ook rails uitleggen. Daar is het uit de hand gelopen. Later tipte een kennis ons dat er loodsen leegstonden in Harskamp. We dachten eerst dat het originele smalspoorloodsen waren.”

Er werd contact gelegd of men op het museumpark met een spoorwegmuseum kon beginnen. In de afgelopen twintig jaar is de collectie van het museum uitgegroeid tot een omvangrijke verzameling smalspoormaterieel en toebehoren ,,We hadden geluk, dat de overste die er toen zat, een treinenfreak was. Hij was meteen heel erg enthousiast. Op het schietterrein zelf was te ingewikkeld. Dan kon hij niet voor elkaar krijgen. ‘Maar ik heb ook nog een museumpark’, zei hij. Dat was toen echt in ontwikkeling. Na een jaar aan voorbereidingen zijn we hier gaan bouwen. Hier zitten we onder een grote paraplu en werken we samen met het museum.”

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie