Hoge Veluwe heeft totaal geen moeite met varkensbestand

13 februari 2008 om 00:00 Nieuws

HOENDERLOO - Drijfjacht, drukjacht. Er is al maanden veel om te doen. Sinds het najaar van 2007 vooral. Veel teveel zwijnen. Gazons worden omgewoeld, en verkeer schijnt 'slalommend' over de provinciale wegen te moeten manoeuvreren. Tussen de processen van milieubewegingen en ministerie door, nam het aantal wilde varkens gewoon af. Natuurlijke afvloeiing, of wordt er in het duister volop gejaagd? En welke methode wordt gehanteerd? ,,Wel een beetje veel drukte om een jaarlijks terugkerend verschijnsel", vindt de Harskampse jachtopziener Johan Wensink van het Nationale Park de Hoge Veluwe. ,,Wij hebben er in ieder geval totaal geen moeite mee. Je moet het beheersbaar houden."

,,Het schijnt daar hier ooit kangoeroe's liepen"

Tekst en foto's: Henny Jansen

,,Het beleid is in het park niet anders dan in de rest van Nederland. Als het niet nodig is, schieten we niet. We kijken vooral naar de vegetatie. Het één mag niet ten koste van het ander gaan.” Wensink werd in 1951 geboren in Indonesië. ,,Mijn vader zat op Java in de olie bij Shell. Later verhuisden we naar Borneo, maar daar was alleen een lagere school. Naar Nederland dus, waar ik de MULO volgde. Ik woonde bij mijn tante in Olst. Daarna studeerde ik in Apeldoorn, de Bosbouw Technische School.”

Na zijn dienstplicht trad Johan Wensink in dienst van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP). ,,Ik woonde toen in Biddinghuizen. De beplanting van de polders was onze taak. We hebben zo’n beetje de eerste boom geplant.” Wensink verkaste naar Zelhem, en werd in de Achterhoek boswachter. Sinds 2001 is de tegenwoordige Harskamper werkzaam in het nationale park.

,,Een prachtig gebied, een prachtig vak. Mensen vergissen zich wel eens in de aantallen binnen onze hekken. Het rood- en zwartwild dus. Wat het roodwild betreft zijn er zo’n 200 edelherten. Eigenlijk spreken wij niet over wild, beschermde inheemse diersoorten is de term. Sinds 1920 hebben we ook moeflons. Ook zo’n 200. ‘Meneer’ (Kröller-Müller, hj) haalde de moeflons hierheen. Hij was, met alle respect, wel een beetje bijzonder. Moeflons vind je bijvoorbeeld op Corsica, en Sardinië. Maar het schijnt dat hier ooit ook kangoeroes liepen. ‘Meneer’ hield van wild, ‘Mevrouw’ van kunst.”

Het gedoe om de wilde varkens is volgens Wensink een beetje overdreven. ,,Er wordt nu heel moeilijk over gedaan, maar het is al 20 jaar zo. Maar nu duikt de politiek erop. Er is een aantal zaken dat een belangrijke rol speelt. Eikels, beukennootjes, bermgras. Op die grassoort kunnen ze overleven. Daar zit werkelijk alles in. Het aantal biggen is inherent aan het voedselaanbod. Daar moet je dan op inspelen. Schieten dus. Het standaard aantal varkens in het park is slechts 50. Met een maximum van ongeveer 250 later in het seizoen. Belangrijk is het de populatie vrouwtjes, zeugen, onder controle te houden. Daar zit de reproductie.”

De cijfers zeggen volgens de jachtopziener alles. ,,Op verschillende vaste stekken in het park worden tellingen verricht. Dat doen we al in het voorjaar. De filosofie van de jager moet zijn, dat 80 tot 90 procent van het afschot gehaald moet zijn voordat de eerste eikel valt. Vanaf 1 juli hebben we zo’n 15 voederplekjes met maïs. Tijdens de bronsttijd jagen we natuurlijk niet, maar vooral in juli en augustus. Daarnaast jagen we tijdens volle maan. Bij ons is dat efficiënt. De discussie over drukjacht of drijfjacht, ik ben er persoonlijk ook niet zo’n voorstander van, hoewel het allemaal buiten het park gebeurt. En overdag schieten kan natuurlijk al helemaal moeilijk.”

‘Riegeljacht'

,,In Duitsland heb je de zogenoemde ‘Riegeljacht’”, legt de wildbeheerder uit. ,,Systematisch werken kunnen ze daar wel. Door beheerders in rode jasjes wordt het wild eigenlijk van hoogzit naar hoogzit gedreven. Het veld wordt maar drie tot vier dagen verstoord. De rest van het jaar is het dan stil. Het is best een goed alternatief. Soms worden wel 60 tot 70 varkens op die wijze afgeschoten. Het vergt een strakke organisatie, want er zijn natuurlijk ook wandelaars.”

,,Eigenlijk hebben wij niet zo’n behoefte in de landelijke discussie betrokken te worden”, zegt Johan Wensink. ,,We hebben het probleem hier gewoon niet. Hoewel de methode toegepast kan worden, hoeft dat hier dus niet. We hebben belang bij een goede wildstand. Daar gaat het om. Wat ze buiten het park fout doen, weet ik niet. Ik kan er dus ook moeilijk een oordeel over geven.”

,,Jagen heeft een negatief imago. Daar heeft het veel mee te maken. Maar beheer is nu eenmaal nodig. Het is een rare verhouding. Ik kan eindeloos kijken en genieten van herten, maar ik moet ze ook wel eens doden. En het moet deskundig gebeuren. Verschrikkelijk is het wanneer beesten onnodig aangeschoten worden, en dus moeten lijden. Maar dat geldt net zo goed voor een dode muis, of een slak. Ik geniet van iedere dag hier. Maar het blijft vooral werk. In mijn vrije tijd ben ik bijvoorbeeld vogelaar. Fantastisch trouwens dat in het park onlangs een zeearend is waargenomen.”

,,Geen sinecure”

Burgemeester Cees van der Knaap uitte tijdens zijn installatie in Ede onlangs zijn bezorgdheid over de vele wilde varkens. Maar zei daar wel bij dat hij geen bevoegdheden heeft op zwijnen te laten jagen. Laat staan de wijze waarop. Volgens hem is het wel wachten op het eerste fatale verkeersongeluk op de provinciale wegen op de Veluwe. ,,Ik meng me niet in politieke zaken”, reageert Johan Wensink. ,,Maar ik moet zeggen dat hij daarmee wel een punt heeft. Het aantal aanrijdingen met wild wordt door de bevolking misschien zwaar onderschat. Een volwassen mannetje, een keiler, kan maar zo 200 kilo wegen. En de cijfers liegen er niet om. Bepaald geen sinecure dus.”

Die cijfers wijzen inderdaad uit dat het aantal aanrijdingen met zwijnen in 2007 fors is toegenomen; 50 stuks alleen op de Verlengde Arnhemseweg. Dat is bijna het dubbele van het gemiddelde aantal over de jaren 2003 tot en met 2006.

Van der Knaap meldde onder meer ook dat hij met betrokkenen van gedachten wil wisselen over het al dan niet laten liggen van snoeihout, in verband met brandgevaar. Met het opruimen van ‘dood’ hout heeft Wensink meer problemen. ,,Onze opdracht is het oude landschap in stijl te houden. Waarschijnlijk doelt de burgemeester op aangelegde parken, en wildwallen. Je moet de bossen natuurlijk niet gaan aanharken. Dood hout leeft wel degelijk. Flora en fauna die afhankelijk zijn van dode stoffen. De tonderzwam is weer terug, en vele soorten kevers en torren. Een ideale biotoop ook voor het ‘vliegend hert’. Het zou jammer zijn om dat terug te draaien. Gevaar van bosbranden kan ook op andere wijzen binnen de perken worden gehouden. Meer loofbossen bijvoorbeeld. Die zijn brandbestendiger.”

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie