Overleven in de laatste 29Veluwse zandwoestijnen

4 juli 2007 om 00:00 Nieuws

Tekst en foto’s: Kees van Reenen

WEKEROM - De schaapherder dwaalt met zijn kudde wolvee rond over de grote, stille heide. Steeds grotere afstanden moeten de schapen afleggen om aan voldoende vreten te komen, want de hei wordt hoe langer hoe schraler, en regelmatig heeft de herder botsingen met de herder van het naburige dorp over de graasgronden. Een paar kilometer verderop is namelijk niets meer te halen, daar ligt de droge zandgrond er kaal bij, overgeleverd aan de wind die van het vlakke veld een heuvellandschap maakt, en met zandstormen zelfs dorpen bedreigt.

Het is nog geen twee eeuwen geleden dat deze taferelen op de Veluwe het beeld bepaalden. Meer dan de helft van de Veluwe bestond uit hei en bijna eenderde deel uit stuifzand. Slechts hier en daar was nog een stukje bos over. Voor het vee werd het steeds moeilijker om voedsel te vinden, ook omdat overal heiplaggen gestoken werden voor in de potstal, om straks de akkers te bemesten. De verwoestijning greep om zich heen.

Verdwenen

Het werd tijd, dat er wat aan gedaan werd. Rond 1900 werd Staatsbosbeheer opgericht, die begon met op grote schaal bossen aan te planten. Zo werden de stuifzanden bedwongen en verdwenen ook de eindeloze heidevelden. Nu is op de 100.000 hectare grote Veluwe nog slechts pakweg 20.000 hectare hei en 1400 hectare stuifzand over. En dat wordt ook bedreigd, door vergrassing en spontane verbossing vanuit de omringende dennenbossen. De beheerders zijn nu volop bezig om de laatste stukken ‘woeste grond’ veilig te stellen.

Eén van die laatste stukken is het Wekeromse Zand. Het is het tweede stuifzandgebied van gemeente Ede, na het Harskamperzand. De nog ongeveer 100 hectare open gebied bestaat voor het grootste deel uit stuifzand. Maar de natuur doet haar best het kale zand vast te leggen. Waar maar enigszins beschutting is, daar ziet het ruig haarmos kans om zich op het droge zand te vestigen. Luwe plekken die wat vochtiger zijn worden als eerste gekoloniseerd door algen, die een laagje vormen over het zand, dat zodoende vastgelegd wordt voor hogere planten.

Vanuit de al begroeide stukken rukt de zandzegge op. Zoals het helmgras in de duinen drijft het plantje zijn wortelstokken door het losse zand, waaruit om de zoveel centimeter een plantje ontspruit. Zo ontstaat een windluwe vestigingsplaats voor andere plantensoorten: heidespurrie, herderstasje, grassen en vervolgens struikhei. De successie (opeenvolging) van stuifzand naar heide is voltooid. Als er eenmaal een heidebegroeiing ligt, gaat de instuif van grove dennen en berken snel en binnen afzienbare tijd staat er een bos, als de natuur haar gang kan gaan.

Eenzame

Op de top van een kale stuifheuvel staat een eenzame, markante vliegden, breed vertakt met grillige vormen. Op één van de bovenste takken zit een vogeltje te zingen - bruine rug, geelbruin gestreepte borst en gele kop. Het is een geelgors - “sisisisisi zuuuu” klinkt vanuit de boom en zo antwoordt een andere vogel een paar honderd meter verder uit een andere boomtop aan de rand van het open gebied, waar het vogeltje in zijn vrije tijd zoekt naar plantenzaden en eventueel insecten om te eten. Het is bijzonder hoeveel geelgorzen er in het Wekeromse zand voorkomen. Over heel Nederland is de stand in een halve eeuw tijd gedecimeerd; alleen in heidegebieden weet de gors zich nog goed te handhaven.

Een andere kenmerkende vogel van dit halfopen landschap is de boompieper, die vanuit een boompje zijn zangvluchten uitvoert. De zang van het bruingestreepte vogeltje bestaat uit een reeks verschillende ‘ronde fluittonen’, met een typische vertraging aan het eind.

Het pad verliest zich in de schrale begroeiing en ongemerkt dwalen we het gebied in. Dood mos kraakt onder onze voeten en hier en daar schiet een sprinkhaantje weg, met de wind mee soms wel twee meter ver - dan moet je niet uitrekenen hoeveel keer dat de lichaamslengte is.

Vanuit het bos klinkt de roep van een wespendief, een roofvogel die zo groot is als een buizerd, maar wespen eet. In de verte in of achter de zandverstuiving roept een koekoek. Het gebied is nergens vlak, het is één en al stuifheuvels en uitgestoven laagten. Een heel lage plek, het lijkt wel een beekdal tussen de stuifheuvels door, is kennelijk vochtig, daar groeit rietgras. Eromheen is het enige gras de schriele bochtige smele. Het enige? Nee, ik zie nog een andere grassoort.

Schaarser

De plantengroei wordt weer schaarser, en dan passeren we de laatste zandzeggesprieten en ligt er niets dan kaal, geelbruin zand. De wind is nu aardig tam, maar je kunt je voorstellen hoe het zal zijn als hier een storm opsteekt - berg je dan maar! Nu ligt het zand stil te schitteren in het avondzonlicht, in kleine golfjes. Maar daar, middenin het zand, groeit een pol gras. Ongeveer twee decimeter hoge, dorre bloeistengels staan temidden van een bosje sprietig blad, strak ingerold om vochtverlies tot een minimum te beperken. Het blad herinnert aan een pol biezen, zodat deze grassoort heel vroeger “biesgras” genoemd werd, tenminste, dat betekende de naam ‘bentgras’, die later veranderde in ‘buntgras’.

Buntgras mag wel uitroepen worden tot het symbool van overlevingskunst in de ‘Atlantische woestijn’, waar temperatuurverschillen tussen dag en nacht van vijftig graden Celsius in de zomer bepaald geen uitzondering zijn, waar regenwater binnen de kortste keren weggezogen is en de enige voeding zit in het losse stuifzand, dat fijnverdeeld organisch materiaal bevat. Dat laatste kun je trouwens zien aan de kleur van het stuifzand, dat meer grijsbruin is dan het gele dekzand in de bodem, dat aan de rand van enkele kleine vennen die in het Wekeromse Zand liggen.

Langs de oostrand van het Wekeromse Zand is nog de hoge zandwal te herkennen, ontstaan door de inwaai van stuifzand in een beplanting van voornamelijk eiken, die moest dienen om het dorp te beschermen. Dit hielp een beetje, maar de echte oplossing kwam pas met de aanleg van de dennenbossen. Een eeuw later waren de rollen omgekeerd en was actief ingrijpen nodig, in dit geval aankoop door notaris Dinger uit Lunteren, om de laatste stukken stuifzand te behouden.

Mail de redactie
Meld een correctie

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie